Coronavirus en mensenrechten: enkele vragen en antwoorden
De regering heeft vergaande maatregelen genomen in de aanpak van het coronavirus. Dat betekent dat een aantal vrijheidsrechten is ingeperkt. Het College beantwoordt een aantal vragen daarover.
In korte tijd hebben al meer dan duizend mensen in ons land het nieuwe coronavirus COVID-19 opgelopen. Voor een deel van deze mensen heeft het virus dusdanig ernstige gevolgen dat zij op de intensive care belanden of zelfs komen te overlijden. Medisch personeel werkt gigantisch hard om zieken te behandelen en het lijden te verlichten.
Het leven staat op zijn kop
Om het coronavirus uit te bannen, staat ieders dagelijks leven op zijn kop: we moeten allemaal zoveel mogelijk thuisblijven, openbare gelegenheden, cafés, restaurants, kerken en moskeeën zijn dicht. Dat heeft enorme gevolgen. Ook voor het genot van mensenrechten zoals de vrijheid van vergadering en betoging, de bewegingsvrijheid, de godsdienstvrijheid, het recht op privéleven, het eigendomsrecht, de toegang tot de rechter en het recht op onderwijs. Mogen die individuele mensenrechten allemaal beperkt worden? Waar is dat geregeld? En hoever mag dat gaan?
Mag de regering zulke ingrijpende maatregelen treffen?
Ja. Sterker nog, mensenrechten bieden daarvoor een duidelijke basis. De Nederlandse overheid is verplicht om maatregelen te treffen ter bevordering van de volksgezondheid (art. 22 Grondwet). Zij moet epidemieën zoveel mogelijk voorkomen (art. 11 Europees Sociaal Handvest) en moet het recht op een zo goed mogelijke gezondheid van eenieder garanderen (art. 12 Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten, IVESCR).
Om dit te verwezenlijken werkt Nederland samen met de 193 andere lidstaten van de Wereld Gezondheidsorganisatie en sloot zij zich aan bij de Internationale Gezondheidsregeling (2005). In de Nederlandse Wet publieke gezondheid (Wpg) is vastgelegd hoe infectieziekten als COVID-19 opgespoord en bestreden moeten worden. Hierin staan de verschillende rollen en bevoegdheden beschreven van minister, burgemeesters, artsen, Gemeentelijke Gezondheidsdiensten (GGD’en) en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM).
Het IVESCR en de Internationale Gezondheidsregeling gelden ook in Caribisch Nederland en de Koninkrijkslanden Aruba, St. Maarten en Curacao. In Caribisch Nederland is de Wet publieke gezondheid BES (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) van toepassing en is het RIVM dus ook werkzaam. Aruba, St. Maarten en Curacao zijn zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van de internationale regelgeving.
Hoe ver mogen de maatregelen gaan?
Ook staat in de Wpg hoe en wanneer opgeschaald kan worden. COVID-19 is dermate ernstig dat het onder de in de Wpg genoemde A-categorie valt. Daardoor mogen snel vergaande maatregelen worden genomen om de verspreiding van een besmettelijke ziekte te voorkomen, zonder dat de normale, soms tijdrovende, procedures hoeven te worden gevolgd.
De 25 veiligheidsregio’s hebben inmiddels bevoegdheden van burgemeesters overgenomen, waardoor zij maatregelen zoals noodverordeningen en quarantaineverplichtingen regionaal kunnen uitvoeren. Ook de Commissarissen van de Koning kunnen bevoegdheden van de burgemeesters overnemen (zie ook de Wet veiligheidsregio’s, Wvr).
Vooralsnog denkt men dat deze wet- en regelgeving voldoende mogelijkheden bieden. In Nederland is dan ook (nog) geen noodtoestand uitgeroepen, zoals in enkele andere landen. De Nederlandse overheid heeft daartoe via de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden wel de bevoegdheid. Tijdens een noodtoestand kan een overheid handelen zonder toestemming van het parlement en kan zij besluiten om bepaalde wetten en regels buiten werking te stellen.
Al die beperkingen, mag dat allemaal?
Maar mogen daarmee ook mensenrechten beperkt worden? Het korte antwoord is: ja, alle bovengenoemde rechten en vrijheden mogen inderdaad beperkt worden door de overheid. Inbreuken op deze rechten kunnen gerechtvaardigd zijn. De bescherming van de volksgezondheid geldt doorgaans als een geaccepteerde rechtvaardigingsgrond. Wel moet de inbreuk wettelijk geregeld zijn. En ook moeten de maatregelen proportioneel zijn en voldoen aan het subsidiariteitsvereiste: is de bedreiging van de volksgezondheid zodanig ernstig dat tot de inbreuk besloten moet worden en is er geen lichtere maatregel beschikbaar waarmee de volksgezondheid voldoende beschermd wordt?
Voor de op dit moment getroffen maatregelen bieden de bovengenoemde Wpg en Wvr een wettelijke basis. Op basis van deze wetten kan de regering opdrachten geven aan de burgemeesters en voorzitters van de veiligheidsregio’s om noodverordeningen uit te vaardigen. En in die noodverordeningen staat dan bijvoorbeeld dat samenkomsten verboden zijn en dat horecagelegenheden en dergelijke dicht moeten.
De regering heeft een afweging tussen het algemeen belang van de volksgezondheid en de individuele mensenrechten gemaakt en tot deze maatregelen besloten. Daarbij baseert zij zich steeds op wetenschappelijke inzichten. Beoordelen of inbreuken op vrijheidsrechten wel of niet proportioneel zijn, is nu nog onmogelijk, al is het duidelijk dat sprake is van ernstige gezondheidsrisico’s voor een deel van de bevolking en van een noodzaak om overbelasting van de ziekenhuiszorg zoveel mogelijk te voorkomen, omdat anders een situatie ontstaat waarin artsen moeten gaan beslissen wie te helpen en wie niet. Dan staan er mensenlevens op het spel.
Wat zijn nog meer belangrijke mensenrechten?
De toegankelijkheid van medische voorzieningen met betrekking tot het nieuwe coronavirus moet voor iedereen gelijk gewaarborgd zijn, conform het gelijke behandelingsbeginsel. Toegankelijkheid is één van de grondbeginselen genoemd in artikel 3 van het VN-verdrag handicap en is als recht opgenomen in artikel 9 van het verdrag. De overheid moet passende maatregelen nemen om toegankelijkheid voor mensen met een beperking op voet van gelijkheid met anderen te garanderen.
Daarbij gaat het ook om toegankelijkheid tot informatie en communicatie. Het inschakelen van gebarentolken bij belangrijke officiële mededelingen is dan ook een goede beslissing. Mensen met een visuele beperking geven aan dat zij vaak gebaat zijn bij audiodescriptie (iemand die beschrijft wat er gebeurt, dus ook voor de persconferentie: wie er plaatsnemen achter de microfoons, wanneer het gaat beginnen).
Ook moet de overheid in de huidige risicovolle situatie alle nodige maatregelen nemen om de bescherming en veiligheid van mensen met een beperking te waarborgen (art. 11 VN-verdrag handicap).
Daarnaast moet goed gekeken worden naar de negatieve gevolgen van de maatregelen. Zodat zoveel mogelijk ook andere mensenrechten dan het recht op gezondheid, zoals het recht op werk, sociale zekerheid, onderwijs en huisvesting, gegarandeerd blijven.