Hoe gaat het met het VN-verdrag handicap in 2020? Meedenken over wetten en beleid
De mogelijkheden voor participatie van mensen met een beperking bij wetgeving en beleid zijn nog niet goed genoeg. De centrale overheid en gemeenten betrekken ervaringsdeskundigen vaak niet of te laat. Hierdoor voldoen zij niet aan de verplichtingen van het VN-verdrag handicap. Dit constateert het College voor de Rechten van de Mens in zijn monitorrapportage, die jaarlijks op de Internationale Dag voor Mensen met een Beperking wordt gepubliceerd. Volgens het College moeten de regering en gemeenten regels maken over hoe zij ervaringsdeskundigen betrekken.
VN-verdrag handicap
Ruim 2 miljoen mensen in ons land hebben een beperking. Zij zijn bijvoorbeeld slechtziend, doof, hebben een fysieke beperking of zijn psychisch kwetsbaar. Sinds 2016 geldt het VN-verdrag handicap in Nederland. Dit verdrag verplicht de overheid ervoor te zorgen dat mensen met een beperking kunnen leven als ieder ander in ons land. In het verdrag staat wat de regering hiervoor moet doen. Het College is toezichthouder op de uitvoering van het verdrag en kijkt of iedereen zich aan de afspraken houdt.
Meedenken over wetten en beleid
Het is belangrijk dat mensen met een beperking meer en eerder meedenken over wetten en beleid. Zo moeten zij bijvoorbeeld meepraten over onderwijs, werk, wonen of zorg. Alleen mensen met een beperking zelf kunnen namelijk vertellen wat zij meemaken in hun leven en wat zij nodig hebben. Marjolein Swaanenburg –van Roosmalen (Collegelid): “Het actief betrekken van ervaringsdeskundigen is niet vrijblijvend, maar een verdragsverplichting. Participatie draagt niet alleen bij aan de kwaliteit en effectiviteit van beleid en wetgeving, maar zorgt ook voor een toegankelijke samenleving waarin iedereen écht kan meedoen!”
Niet of veel te laat betrokken
Ondanks het feit dat de regering en gemeenten verplicht zijn om mensen met een beperking te betrekken, gebeurt dit vaak nog steeds niet of pas veel te laat. Pauline Gransier (ervaringsdeskundige): “Het klinkt allemaal zo voor de hand liggend. Waarom zou je als je beleid maakt voor mensen met een beperking hen er niet bij betrekken? Een Afrikaans gezegde luidt: ‘Wat je niet met ons doet, doe je tegen ons.’ Zo is het precies, en toch worden we veel te weinig gevraagd. Daarnaast worden we zelden bij het begin van het traject erbij betrokken. Vrijwel altijd mogen we helemaal aan het einde nog even ons zegje doen.”
Regels en verbeterpunten
Het College doet een aantal aanbevelingen. De centrale overheid en gemeenten moeten regels maken over hoe zij mensen met een beperking kunnen betrekken. Daarnaast moeten ze het makkelijker maken voor mensen met een beperking om mee te denken. Deze verbeterpunten volgen uit het verdrag:
1. De overheid moet alle informatie over wetten en beleid toegankelijk maken. Alle informatie moet gemakkelijk te begrijpen zijn en iedereen moet toegang hebben tot deze informatie;
2. Geven mensen met een beperking of organisaties die meedenken over wetten en beleid hier geld voor uit? Dan moet de overheid zorgen dat zij niet alles zelf hoeven te betalen.
3. Diversiteit is belangrijk. Er moeten mensen met verschillende beperkingen meedenken over wetten en beleid. Iedereen heeft namelijk eigen ervaringen, kennis en behoeften. Daarnaast moet er ook verschil zijn in geslacht en leeftijden.
De monitor is schriftelijk aangeboden aan Tamara van Ark, minister voor Medische Zorg en Sport en tevens toegezonden aan Khadija Arib, voorzitter van de Tweede Kamer.
Meer informatie
Meer weten over participatie en de monitorrapportage? Neem voor meer informatie contact op met het College.