Interview: “Niets weerhoudt visueel beperkten ervan om carrière te maken binnen de rechterlijke macht”

Verdieping

Sebastiaan Hermans (44) is sinds zeventien jaar strafrechter in Den Bosch. Hij was destijds een van de jongste rechters van Nederland en is momenteel de enige nagenoeg blinde rechter. In zijn werk en privéleven ervaart hij weinig hinder van zijn visuele beperking. Het is vooral de buitenwereld die hem hiermee, vaak ongevraagd, confronteert. 

Portretfoto van Sebastiaan

“Gisteren nog. Koop ik een broodje op het station, vraagt die broodjesverkoper: ‘Zie jij slecht?’ Dan denk ik: ‘hoezo, wat heb jij daarmee te maken?’ En dan voegt hij er ook nog aan toe: ‘Dat lijkt me heel erg’. Dan denk ik: ‘ja, wat kan ík hiermee?’  

Meestal reageer ik beleefd. Het is vaak niet kwaad bedoeld en niet iedereen is sociaal handig. Soms is het ook oprechte interesse. Toch, als je even doordenkt, kun je je afvragen: hoe schat die persoon mijn leven in? Als zijnde niet zoveel waard? Nou, dat komt totaal niet overeen met hoe ik mezelf zie en voel. Voor mij is mijn visuele beperking al lang geen punt meer. Het is altijd de samenleving die je laat merken dat je afwijkt van wat als normaal wordt gezien.  

“Mensen denken nu vaak dat mijn kunstoog mijn goede oog is”  

Microftalmie heet de visuele beperking waarmee ik ben geboren. Het is erfelijk, mijn jongste broer heeft het ook. Het komt erop neer dat je een kleine pupil hebt, waardoor je heel weinig ziet. Met mijn linker oog zie ik 5 procent, genoeg om niet overal tegenaan te lopen, maar te weinig om gezichten te herkennen of gewone boeken te lezen. Mijn rechteroog is blind. Ik heb het een paar jaar geleden laten vervangen door een kunstoog, omdat het risico bestond dat het mijn andere, betere oog zou aantasten. Het ziet er ook mooier uit. Mensen denken nu vaak dat mijn kunstoog mijn goede oog is. 

Als kind wist ik waarschijnlijk wel dat ik anders was dan anderen, maar ik kan me geen moment herinneren dat ik me daarvan bewust werd. Ergens rond mijn zesde jaar moet ik me dat wel hebben gerealiseerd, want toen ben ik een jaar naar een blindeninstituut geweest. ik heb eigenlijk nooit negatieve ervaringen gehad met mijn beperking. Natuurlijk, er waren wel eens kinderen die wat riepen, maar dat doen kinderen vaker. Dat ik soms twee keer zo lang over iets deed was geen probleem. Ik deed ook met alles mee, ook met gym en voetbal. Iedereen wist dat, als we film keken, ik zowat met mijn neus op het scherm zat. Dat hoorde er gewoon bij. Mijn beperking gaf me ook een eigen positie in de groep.  

“Het zit niet in mijn karakter om lang stil te blijven staan bij wat ik niet kan”  

Natuurlijk waren er ook dingen waar ik niet aan kon meedoen. Brommer rijden of, later, mijn rijbewijs halen. Tja, dat was dan zo. Het zit niet in mijn karakter om lang stil te blijven staan bij wat niet realistisch is. Blijven hangen in wat je niet kunt, heeft geen zin en is verspilde energie. Verleg je focus naar wat je wel kunt en blijf niet hangen in dat verliesgevoel. Dat is altijd mijn levenshouding geweest. 

Op de middelbare school kregen we bijvoorbeeld tekenen. Daar kon ik natuurlijk niets van, ik maakte kindertekeningen. Maar de tekenleraar was een aardige man en gaf me altijd een 7. Op zeker moment heb ik het zelf aangekaart: ‘ik kan dit echt niet, is het goed als ik niet meer mee doe? Dan ga ik wel huiswerk maken.’ Nou, dat was goed. De tekenleraar was er vanaf en ik hoefde niet meer te doen wat ik toch niet kon. 

Als je een beperking hebt, ben je soms afhankelijk van de hulp van anderen. Dat is een gegeven waar je, hoe graag je misschien zou willen, niet omheen kunt. Hoe lang blijf je het dan zelf proberen? Ik ken mensen zat, ook niet-slechtzienden, die maar blijven aanklooien omdat ze geen hulp willen vragen. Als ik inschat dat iets me niet gaat lukken, vraag ik iemand me te helpen. ‘Ik zoek die en die winkel, kunt u me uitleggen waar die is’? Dus ja, soms heb ik een klein beetje hulp nodig. Dat is dan maar zo. 

“Tijdens mijn rechtenstudie heb ik geen beperkingen ervaren. Dat ligt natuurlijk ook aan de aard van de studie, maar de universiteit heeft ook al het mogelijke gedaan om me te helpen” 

Je moet er even een drempel voor over, maar als je eenmaal hebt geaccepteerd dat je soms niet zonder kan, is hulp vragen heel makkelijk. De hulpbereidheid van mensen is echt groot, vooral onder jongeren. Voor hen is iemand met een beperking gewoon. Wat afwijkt, is niet raar. Ze zijn niet zo bekrompen als oudere generaties en veel meer gewend aan diversiteit. Of het nou om mensen met een andere huidskleur, seksuele geaardheid of beperking gaat. In die zin ben ik heel positief over hoe de maatschappij zich ontwikkelt. 

Tijdens mijn rechtenstudie heb ik geen beperkingen ervaren. Dat ligt natuurlijk ook aan de aard van de studie, maar de universiteit heeft ook al het mogelijke gedaan om me te helpen. Digitale hulpmiddelen waren nog niet zo ver ontwikkeld als nu, maar boeken kon ik opsturen naar de ‘Studie- en vakbibliotheek’, waar ze in braille werden omgezet. En als het nodig was, kreeg ik meer tijd voor tentamens en soms kon ik een schriftelijk tentamen mondeling afleggen. Als je het hebt over goede kansen creëren, kan ik geen enkel negatief punt noemen. Natuurlijk miste ik tijdens college wel eens een sheet, maar dan stapte ik na de les gewoon even naar de docent. Dat was nooit een probleem. 

Het is ook een wisselwerking: enige assertiviteit helpt en je moet opkomen voor je belangen. Maar als je voortdurend op hoge poten je rechten komt opeisen, komt dat de verhoudingen niet ten goede. Je kunt ook niet verwachten dat de hele samenleving zich aanpast aan jouw beperking. Zo werkt het niet, dat is niet te doen.  

“In mijn werk als strafrechter speelt mijn beperking geen enkele rol. Ik kan 98 procent van mijn werkzaamheden zelfstandig verrichten”  

Ik ben bij toeval in het strafrecht gerold. Je hebt als beginnend rechter weinig keus. Maar het is een heel boeiend vakgebied met grote maatschappelijke relevantie. Er zitten allerlei aspecten aan en het is bijna nooit saai. Een van mijn specialisaties is jeugdstrafrecht. Sommige delinquenten maken op jonge leeftijd al dingen mee waarvan je denkt: hoe is dat mogelijk? Je komt als strafrechter zelfstandig tot een beslissing, maar houdt rekening met maatschappelijke aspecten. Meestal heb ik zitting in een meervoudige kamer, dan zit je met drie rechters, maar ik doe ook zaken alleen. 

In mijn werk als strafrechter speelt mijn beperking geen rol. Er zijn eerder blinde rechters geweest, maar die hadden niet de technische hulpmiddelen waarover ik kan beschikken. Zij konden hun werk de eerste jaren niet doen zonder hulp van een persoonlijke assistent die bijvoorbeeld alle teksten moest voorlezen. Ik kan 98 procent van mijn werkzaamheden zelfstandig verrichten.  

Dat is te danken aan de digitalisering en de introductie van het digitale dossier. Ik kan teksten vergroten of ze lezen met behulp van een braillebalk die aan mijn computer is gekoppeld. Desgewenst kan ik ze door de computer laten voorlezen, maar daar hou ik niet zo van.  

Het strafrecht brengt veel leeswerk met zich mee, maar je werkt met een vaste set documenten. Er is een vast format voor het proces verbaal, voor de dagvaarding en voor de rapportages van deskundigen, zoals de psycholoog. Dossiers zijn in die zin voorspelbaar. Ik weet dat de belangrijke informatie begint op pagina 8, dus het eerste deel kan ik overslaan. Dat scheelt een hoop tijd.  

“Alles staat of valt voor mij met de toegankelijkheid van documenten en dossiers”   

Alles staat of valt met de leesbaarheid van documenten en dossiers. Daarmee bedoel ik dat de toegankelijkheid voor 99,9 procent afhankelijk is van hoe documenten worden aangeboden. Een document moet worden aangeboden als Word-bestand of doorzoekbaar PDF-bestand, anders kan het systeem de tekst niet omzetten naar braille en is het document voor mij, maar ook voor andere blinden en slechtzienden bij justitie, ontoegankelijk. Wij werken met digitale dossiers, maar dat is nog te vaak een vergaarbak van allerlei documenten. Advocaten sturen dan toch weer een pleidooi dat is opgemaakt in een bestand dat het systeem niet kan omzetten in braille. En als een politieman een al te zwierige handtekening heeft gezet in zijn proces verbaal, raakt het programma in de war en gaat fouten maken. Iedere keer als ik een dossier open, is het spannend: kan ik het lezen of niet? 

Voor dat soort technische problemen was aanvankelijk weinig oog binnen de rechtspraak. Ik kwam soms al niet eens door een openingsscherm heen, omdat er geen rekening was gehouden met visueel beperkten. Het heeft heel wat voeten in de aarde gehad, want de rechtspraak is een grote en complexe organisatie, maar uiteindelijk is het goed opgepakt en gaat het steeds beter. Met een klein gebruikersclubje van software en brailleapparaten hebben we goed contact met de IT-afdeling over verbeteringen.  

“Een voordeel van mijn beperking is misschien dat ik mij niet kan laten afleiden door lichaamstaal van een verdachte”  

Of een document op de juiste wijze wordt aangeleverd, is meer een kwestie van bewustwording dan dat het technisch ingewikkeld zou zijn. Dat geldt ook voor externe websites, die soms goed maar vaak ook onleesbaar zijn, omdat er niet is nagedacht over de toegankelijkheid voor blinden en slechtzienden. Mijn systeem leest dan ‘dit is een knop’, maar kan me niet zeggen waarvoor die knop dient. 

In de zittingszaal speelt mijn beperking evenmin een rol. Natuurlijk kan ik een verdachte niet goed zien. Dus ik weet ook niet of hij knikt of zijn hoofd schudt als ik hem een vraag stel. Meestal is de verdachte er door zijn advocaat al op voorbereid dat de rechter blind is en hij dus duidelijk met ja of nee moet antwoorden. Een voordeel van mijn beperking is misschien dat ik mij niet kan laten afleiden door de lichaamstaal van een verdachte die mij onbewust zou kunnen beïnvloeden. 

“Ik waag me absoluut niet aan de waardering van visueel bewijs” 

Tegenwoordig bestaat bewijsmateriaal ook vaak uit foto’s of filmpjes, die ik natuurlijk niet goed kan beoordelen. Ik waag me dan ook absoluut niet aan het zelfstandig waarderen van dergelijk visueel bewijs. Ik vind het ook niet geloofwaardig voor een verdachte als ik zeg dat ik hem op beelden heb gezien. Mijn beoordeling van visueel bewijs is dus een probleem. Maar als een winkeldiefstal op camera is vastgelegd en zowel de verdachte als zijn advocaat, de getuigen, de politie en de officier van justitie zijn het eens over wat er op de beelden te zien is, met andere woorden:  er is geen discussie over de beelden als bewijsmateriaal, dan neem ik dat aan als feit en kan ik een zaak prima afhandelen. Dat is in 99,9 procent van de zaken het geval. En in die paar gevallen van twijfel, doe ik een beroep op mijn collega’s. 

Ik kan na al die jaren als strafrechter in alle oprechtheid zeggen dat, afgezien van soms kleine, praktische problemen, ik geen enkele belemmering ervaar in de uitoefening van mijn beroep. Niets weerhoudt visueel beperkten ervan om carrière te maken binnen de rechterlijke macht.”

Interview en foto door Johan Nebbeling