College adviseert ministers om Besluit en Regeling toegankelijkheid van het openbaar vervoer te verduidelijken

Het College voor de Rechten van de Mens vraagt in een aanbeveling aan de ministers van Infrastructuur en Waterstaat en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om de toegankelijkheidseisen voor een bus in het Besluit en de Regeling toegankelijkheid van het openbaar vervoer te verduidelijken en te heroverwegen. Daarmee kunnen drempels worden weggenomen voor de personen met een mobiliteitsbeperking om volwaardig deel te kunnen nemen aan de samenleving.

Een vrouw vroeg het College om een oordeel te geven. De vrouw lijdt aan multiple sclerose (MS) en ondervindt daarvan mobiliteitsbeperkingen. Zij is afhankelijk van een scootmobiel om zich buitenshuis te verplaatsen. De vrouw wil zelfstandig gebruik maken van het openbaar busvervoer, maar zij mag de bus niet in met haar scootmobiel. De busmaatschappij in deze zaak, Keolis Nederland B.V., voert aan dat het vervoeren van een scootmobielen -uitgevouwen of opgevouwen- met de bus te gevaarlijk is.

Oordeel

Het College oordeelt dat Keolis niet discrimineert door de vrouw niet met de bus te vervoeren als zij in de scootmobiel zit tijdens de busrit. De busmaatschappij heeft voldoende aangetoond dat de opstelplaats voor rolstoelen die verplicht in bussen aanwezig is, niet is afgestemd op het veilig kunnen vervoeren van personen die in een scootmobiel zitten. De busmaatschappij discrimineert wel door de vrouw niet met de bus te willen vervoeren als zij de ingeklapte scootmobiel als handbagage de bus in meeneemt, omdat de busmaatschappij niet duidelijk heeft gemaakt dat er ook in die situatie sprake is van veiligheidsrisico’s (oordeel 2019-113). 

Doeltreffende aanpassing

Aanbieders van openbaar vervoer zijn op grond van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGBH/CZ) verplicht om doeltreffende aanpassingen te verrichten. MS is een chronische ziekte. In verband met deze ziekte gebruikt de vrouw een scootmobiel om zich voort te bewegen. Een aanbieder van openbaar vervoer, zoals Keolis, is verplicht om doeltreffende aanpassingen te verrichten voor reizigers met een handicap of chronische ziekte. Tot welke (doeltreffende) toegankelijkheidsaanpassingen vervoerders precies verplicht zijn is geregeld in het Besluit en de Regeling toegankelijkheid van het openbaar vervoer.

Aanbeveling

Het College constateert dat de regels in en de toelichting bij het Besluit en de Regeling niet volledig helder zijn. Aan de ene kant wordt de suggestie gewekt dat scootmobielen worden beschouwd als een hulpmiddel waarvoor een opstelplek moet zijn in de bus. Aan de andere kant zijn alle veiligheidseisen waaraan die opstelplek moet voldoen helemaal  toegespitst op rolstoelen. Dat wordt vooral veroorzaakt door het feit dat zowel het Besluit als de Regeling voor wat betreft die veiligheidseisen verwijzen naar een EU-richtlijn uit 2001 die over rolstoeltoegankelijkheid gaat. Het Besluit en de Regeling maken dus onvoldoende duidelijk of een bus ook toegankelijk moet zijn voor een scootmobiel. In een aanbeveling vraagt het College aan de ministers die verantwoordelijk zijn voor het Besluit en de Regeling (Minister Van Nieuwenhuizen van Infrastructuur en Waterstaat en Minister De Jonge van Volksgezondheid, Welzijn en Sport) om de tekst van het Besluit en de Regeling te verduidelijken en te onderzoeken of het mogelijk is om de veiligheidseisen waaraan de opstelplek in bussen moet voldoen zo aan te passen dat het ook mogelijk wordt om scootmobielen (binnen bepaalde afmetingen) veilig te vervoeren. Daarbij speelt mee dat de EU-richtlijn waar het Besluit en de Regeling nu nog naar verwijzen al vijf jaar geleden is vervallen. Het EU-recht biedt daardoor ruimte aan de Nederlandse overheid om zelf die veiligheidseisen te bepalen en deze niet alleen af te stemmen op rolstoelen, maar ook op scootmobielen.  

Het College vindt het belangrijk dat er door de ministers, samen met de OV-branche en organisaties van mensen met mobiliteitsbeperkingen, nagedacht gaat worden over het creëren van een mogelijkheid om ook mensen in een scootmobiel veilig te kunnen vervoeren in de bus. Het College ontvangt namelijk met regelmaat signalen dat mensen die vanwege een handicap of chronische ziekte voor hun mobiliteit buitenshuis afhankelijk zijn van een hulpmiddel, als Wmo-voorziening een scootmobiel toegewezen krijgen in plaats van een (duurdere) rolstoel. Deze mensen kunnen nu niet in hun scootmobiel in de bus vervoerd worden, terwijl dat in een rolstoel wel zou kunnen.

VN-verdrag handicap

Het College doet deze aanbeveling in zijn rol als toezichthouder op de naleving van het VN-verdrag handicap. Dit verdrag bepaalt dat mensen met een beperking op gelijke voet met anderen moeten kunnen deelnemen aan de samenleving. Dit betekent onder meer dat de overheid passende maatregelen moet nemen om het openbaar vervoer toegankelijk te maken voor mensen met een mobiliteitsbeperking. Toegankelijk openbaar vervoer draagt bij aan de zelfstandigheid en autonomie van mensen met een beperking. Het vergroot daarnaast hun mogelijkheden om te participeren in de samenleving.