College voor de Rechten van de Mens adviseert over randvoorwaarden Corona-apps
Het College stelt vragen over de corona-apps vanuit mensenrechtenperspectief. Ook in het algemeen over het waarom van zulke apps. Als voor zo’n app wordt gekozen is belangrijk dat groepen kwetsbare mensen ook mee kunnen doen. Duidelijk moet ook worden of je nog naar school kunt of met de bus mee kan als je de app niet zou gebruiken. Tot slot zegt het College: aandacht voor inclusiviteit is goed maar niet voldoende. Het College vraagt om het betrekken van het VN-verdrag handicap bij de ontwikkeling van en besluiten over de corona-apps.
Wat is er aan de hand?
Nederland is in een intelligente lockdown. De regering zoekt naar mogelijkheden om deze op termijn te verlichten. Daarom onderzoekt de regering de mogelijkheid van slimme digitale middelen, zoals corona-apps. Zeven ontwerpen daarvoor werden dit weekend besproken in een appathon. Experts van het College waren daar ook bij aanwezig. Daarnaast heeft de minister van Volksgezondheid Welzijn Sport onder andere aan het College voor de rechten van de mens gevraagd om een spoedadvies over gebruik van deze apps. Op zaterdag 18 april ontving het College het “aanbouwdocument juridische verantwoording corona-apps”. Het College heeft een dag later geadviseerd. Omdat de plannen voor de app nog niet klaar zijn, is het een voorlopig advies.
Wat vindt het College?
Het College vindt dat er nog veel dingen duidelijk moeten worden, voordat er echt een beoordeling kan plaatsvinden. Belangrijk is de voorvraag: waarom een corona-app? Welke data worden daarin dan gebruikt? En hoe staat het met de testcapaciteit bij de GGD? Die is voor de werking van de app heel belangrijk.
Besteed aandacht aan iedereen
Ook vindt het College het belangrijk dat aan allerlei groepen speciale aandacht wordt geschonken, zoals ouderen, ongeletterden, migranten en mensen met een beperking. Dit geldt vanuit mensenrechtenperspectief, denk bijvoorbeeld aan het recht op gezondheid en bewegingsvrijheid. Corona-apps vormen een inmenging in de persoonlijke levenssfeer. De Autoriteit Persoonsgegevens besteedt daar in haar eigen advies ook aandacht aan. Het College zegt daarover dat om te beoordelen of de effecten op de mensenrechten door een app niet te ver gaan, het belangrijk is te weten welke groepen die wel of niet kunnen gebruiken. Vast staat immers dat een app alleen goed kan werken als (heel) veel mensen er gebruik van (kunnen) maken.
Welke eisen kunnen aanbieders van goederen en diensten stellen?
Een zeer belangrijk punt voor het College is ook dat er duidelijkheid komt aan de eisen die aanbieders van goederen en diensten aan mensen mogen stellen als het om gebruik van de app gaat. Mag je naar school als je de app niet gebruikt? En reizen met de bus? Gebruik van de app is vrijwillig, maar wat gebeurt er met bijvoorbeeld je recht op onderwijs als in de praktijk er wel dwingende eisen aan mensen gesteld kunnen worden? Vrijwillig gebruik kan dus verschillende effecten hebben op verschillende bevolkingsgroepen, en daarbij moet worden voorkomen dat de effecten discriminerend of stigmatiserend zijn. Dit zijn allemaal vragen waarop vooraf antwoord moet worden gegeven.
VN-verdrag handicap
Het College ziet dat in het aanbouwdocument terecht aandacht wordt gevraagd voor inclusiviteit als het gaat om mensen met en zonder beperking. Het College vindt wel dat daarbij expliciet het VN-verdrag handicap moet worden genoemd. Dat verdrag hoort bij het juridisch kader. Wetten moeten in het licht van dat verdrag worden uitgelegd. Bij het ontwikkelen van de apps moeten aanbieders en de regering rekening houden met de verschillende communicatievoorkeuren van mensen met beperkingen. Dit geldt voor gebruik van de app zelf en voor informatie daarover.
Betrek mensen met een beperking
Mensen met een beperking moeten in verschillende stadia betrokken worden. Bij de ontwikkeling van de app, maar ook bij de uitrol daarvan. Zo nodig moeten er extra testmomenten komen. Een appathon is mooi, maar die moet ook toegankelijk zijn voor mensen met verschillende soorten beperkingen. Tot slot, het VN-verdrag heeft persoonlijke autonomie van mensen met een beperking als grondbeginsel. Dit betekent dat zelfstandig gebruik door hen het uitgangspunt moet zijn.
Wat doet het College?
Het College heeft de minister geadviseerd in dit stadium van de juridische onderbouwing. Het College is bereid ook in latere stadia te adviseren. Als toezichthouder op de uitvoering van het VN-verdrag monitort het College ook toegankelijkheid van digitale hulpmiddelen als de apps, mocht daarvoor gekozen worden.