Het VN-verdrag handicap in wetten en beleid
De inrichting van het stemhokje, de taal van de gemeentewebsite of de houtsnippers in de speeltuin. De ruim 2 miljoen mensen met een (on)zichtbare beperking in Nederland komen dagelijks meerdere obstakels tegen. Belemmeringen die ervoor zorgen dat ze niet volwaardig mee kunnen doen aan de samenleving. In wetten en beleid kun je daar iets aan doen.
Sommige mensen zijn slechtziend of blind en kunnen daardoor niet zelfstandig op het stembureau het rondje van hun keuze kunnen inkleuren met een rood potlood. Sommige mensen hebben een licht verstandelijke beperking en vinden de taal op de gemeentewebsite te ingewikkeld wanneer ze een paspoort aanvragen. En wat dacht je van kinderen in een rolstoel die juist door de nieuwe natuurlijke inrichting van de speeltuin niet meer mee kunnen spelen? In al deze voorbeelden speelt de overheid een grote rol om ervoor te zorgen dat mensen met een beperking meer zelfstandig kunnen meedoen aan de maatschappij.
De rol van de overheid
Volgens het VN-verdrag handicap is de overheid verplicht om Nederland toegankelijker en inclusiever te maken. Daarvoor moet ze soms nieuwe wetten maken of het beleid aanpassen.
Het College ontwikkelde twee toolkits en twee handreikingen voor de makers van wetten en beleid op centraal niveau (bij het Rijk en landelijke uitvoeringsinstanties) en op provinciaal en gemeentelijk niveau. De toolkits helpen ambtenaren om zelf te beoordelen of wetten en beleid bijdragen aan de uitvoering van het VN-verdrag handicap. En of er voldoende oog is voor de rol van participatie van mensen met een beperking (verdragsverplichting). Bekijk de toolkits en handreikingen hieronder.
Niemand kan beter meedenken over beleid dat betrekking heeft op mensen met een beperking dan zijzelf.
Participatie
Het is belangrijk dat mensen met een beperking meer en eerder meedenken over wetten en beleid. Niet pas aan het einde, maar gelijk al vanaf het begin van het proces. Zo moeten zij bijvoorbeeld mee kunnen praten over onderwijs, werk, wonen of zorg. Alleen mensen met een beperking zelf kunnen namelijk vertellen wat zij meemaken in hun leven en wat zij nodig hebben. Zij weten als geen ander wat voor obstakels ze in het dagelijkse leven tegenkomen.
Het actief betrekken van mensen met een beperking en hun (representatieve) organisaties is een verplichting van het VN-verdrag handicap (artikel 4, derde lid, van het verdrag) en geldt voor alle overheden. Uit onze jaarlijkse rapportage 2020 bleek echter dat mensen met een beperking vaak niet of te laat worden betrokken. Dat terwijl participatie juist cruciaal is: het draagt namelijk niet alleen bij aan de kwaliteit en effectiviteit van beleid en wetgeving, maar zorgt ook voor een toegankelijke samenleving waarin iedereen kan meedoen.
In beide toolkits is er speciale aandacht voor de plaats en rol van participatie bij het maken van wetten en beleid.