Historische uitspraken: Europees Hof voor de Rechten van de Mens buigt zich over klimaatrechtvaardigheid
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft vandaag voor het eerst uitspraken gedaan in drie klimaatzaken. Het Hof bepaalt dat staten op basis van mensenrechten verplicht zijn om maatregelen te nemen om klimaatverandering tegen te gaan, en om beleid aan te passen aan de gevolgen van klimaatverandering. Zij moeten zorgen dat het mogelijk is voor individuen en belangenorganisaties om naar de rechter te stappen en toegang te verschaffen tot relevante informatie over klimaatverandering. De uitspraken van het EHRM zijn ook van groot belang voor Nederland.
Waar gaan de drie klimaatzaken over?
De eerste zaak is gestart door een groep Portugese jongeren over de huidige en toekomstige ernstige gevolgen van de klimaatverandering voor hun leven, welzijn, geestelijke gezondheid en woning. De zaak is aangespannen tegen 32 landen, waaronder Nederland. De tweede zaak gaat over een Franse oud-burgemeester die stelde dat Frankrijk onvoldoende maatregelen heeft genomen om de opwarming van de aarde te voorkomen en de stijging van de zeespiegel te beperken. De derde zaak, “Zwitserse Klimaatvrouwen”, is gestart door een groep oudere vrouwen en een vereniging tegen Zwitserland. Zwitserland zou onvoldoende doen om de gevolgen van de opwarming van de aarde voor hun leefomstandigheden en gezondheid te bepreken.
Waarom zijn deze uitspraken zo belangrijk?
Het Hof is de hoogste Europese mensenrechtenrechter en ziet toe op de naleving van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) door staten. De uitspraken van het Hof leggen uit wat de rechten uit het EVRM in concrete gevallen betekenen, en welke verplichtingen er voor staten uit voortvloeien.
Het EHRM heeft zich nog niet eerder uitgesproken over klimaatverandering. Daarmee was het onduidelijk welke verplichtingen overheden hebben onder het EVRM als het gaat om het nemen van maatregelen ten aanzien van klimaatverandering. De Nederlandse rechter heeft zich daar eerder wel over uit gelaten in Urgenda*. Nu concludeert het EHRM dat op basis van mensenrechten overheden specifieke verplichtingen hebben en wat deze zoal inhouden. Deze verplichtingen gelden voor alle 46 landen die zijn aangesloten bij het EVRM. En dus ook voor Nederland.
*In Urgenda heeft de Hoge Raad al geconcludeerd dat de Nederlandse overheid verplicht is om de CO2-uitstoot te verminderen met 25 procent ten opzichte van 1990. Dat is nodig om het recht op leven en het recht op respect van het privéleven en het recht op leven te waarborgen.
Wat concludeert het EHRM?
In de zaak die is aangespannen door de “Zwitserse Klimaatvrouwen” concludeert het EHRM dat Zwitserland het recht op bescherming van de privésfeer (artikel 8 EVRM) heeft geschonden, omdat klimaatverandering serieuze gevolgen heeft voor hun leven, gezondheid, welzijn en kwaliteit van leven. Zwitserland heeft onvoldoende maatregelen genomen om de gevolgen van klimaatverandering te beperken. Daarnaast heeft de Zwitserse rechter de zaak niet inhoudelijk beoordeeld, wat het Hof in deze zaak in strijd vindt met het recht op een eerlijk proces (artikel 6 EVRM). Over het recht op leven (artikel 2 EVRM) heeft het EHRM zich in dit verband niet gebogen. De Hoge Raad heeft zich daar in Urgenda-zaak wel over uitgesproken.
In de andere twee zaken – van de Portugese jongeren en de Franse oud-burgemeester – komt het Hof niet tot een inhoudelijke beoordeling. Zij hebben namelijk niet voldaan aan de vereisten om te klagen bij het EHRM (ontvankelijkheid). Klagers bij het EHRM moeten eerst de nationale mogelijkheden hebben uitgeput voordat zij bij het mensenrechtenhof aankloppen maar zij waren daarin tekortgeschoten.
Klimaatverandering creëert een serieus gevaar voor het genot van mensenrechten
Wat is het verband tussen CO2-uitstoot, klimaatverandering en mensenrechten?
Het EHRM benadrukt, net als de Nederlandse Hoge Raad, dat het op basis van internationale standaarden en wetenschappelijke kennis duidelijk is dat de uitstoot van CO2 bijdraagt aan klimaatverandering. Het Hof concludeert daarnaast dat klimaatverandering een serieus gevaar creëert voor het genot van mensenrechten, zowel nu als later. Staten zijn hiervan op de hoogte en zijn in staat om maatregelen te nemen tegen klimaatverandering.
Mensenrechten vergen daarom dat staten, en dus ook Nederland, zich richten op het verminderen van risico op schade als gevolg van klimaatverandering. Het gaat onder meer om maatregelen die zien op het anticiperen op, voorkomen en minimaliseren van oorzaken van klimaatverandering. Het gaat ook om het verminderen van de nadelige gevolgen ervan. Elk land heeft daarbij een eigen verantwoordelijkheid, en kan daar dus ook op aangesproken worden. De capaciteiten van een staat om maatregelen te nemen tegen klimaatverandering spelen daarbij een rol.
Wat betekent dit voor Nederlands klimaatbeleid?
Het EHRM bepaalt dat staten een verplichting hebben om regelgeving en maatregelen in de praktijk te brengen die bestaande en mogelijk onomkeerbare gevolgen van klimaatverandering verzachten (mitigatie maatregelen). Ten aanzien van het beperken van de CO2-uitstoot en het behalen van koolstofneutraliteit’ binnen 30 jaar, stelt het EHRM vast dat staten op basis van mensenrechten een aantal stappen moeten zetten. Staten moeten:
- algemene maatregelen nemen die een streeftijdlijn specificeren voor het bereiken van koolstofneutraliteit en het totaal resterende koolstofbudget voor hetzelfde tijdsbestek (of en andere gelijkwaardige methode);
- tussentijdse doelstellingen en trajecten voor reductie van broeikasgasemmissies vaststellen (per sector of andere relevante methodologieën);
- bewijsmateriaal verstrekken waaruit blijkt of zij naar behoren hebben voldaan aan de relevante doelstellingen voor de vermindering van CO2-uitstoot, of bezig zijn dit te doen;
- relevante doelstellingen actueel houden, daarbij zorgvuldig te werk gaan en het best beschikbare bewijs gebruiken;
- tijdig en op passende en consistente wijze handelen bij het bedenken en uitvoeren van relevante wetgeving en maatregelen.
Naast maatregelen om klimaatverandering te verminderen, moeten staten ook aanvullende maatregelen nemen ter bescherming tegen de effecten van klimaatverandering (adaptatiemaatregelen).
Het Hof benoemt ook dat staten bij het vormgeven van klimaatbeleid beleidsvrijheid hebben. Zij hebben veel ruimte om zelf te bepalen welke concrete maatregelen zij nemen om klimaatdoelstellingen te behalen.
Wat betekent dit voor rechtsbescherming tegen klimaatverandering in Nederland?
Het Hof benadrukt het belang van toegang tot informatie en toegang tot de rechter in klimaataangelegenheden. Regelgeving, maatregelen tegen klimaatverandering en relevante studies moeten toegankelijk worden gemaakt voor het brede publiek, en vooral ook voor personen die erdoor geraakt worden.
Het moet mogelijk zijn om (het uitblijven van) maatregelen tegen klimaatverandering aan te vechten bij de rechter. Rechters spelen volgens het Hof een centrale rol in klimaatverandering. Dit blijkt uit de vele voorbeelden van nationale klimaatzaken, zoals de Urgenda-zaak. Niet alleen individuen moeten naar de rechter kunnen stappen, maar ook belangenorganisaties. De rol van belangenorganisaties is volgens het EHRM juist in de context van klimaatverandering van groot belang. Onder meer omdat de gevolgen van klimaatverandering een zorg is van de mensheid en er noodzaak is voor een lastenverdeling tussen generaties.
Wat doet het College?
Het College voor de Rechten van de Mens richt zich op het beschermen en bevorderen van mensenrechten binnen Europees en Caribisch Nederland. Het College werkt aan een rapport over het recht op een schoon, gezond en duurzaam leefmilieu. Daarbij staan we ook stil bij wat de Nederlandse overheid op basis van mensenrechten moet doen in de context van klimaatverandering.
Op 14 mei organiseert het College een besloten bijeenkomst voor belangenorganisaties, adviesorganen en instituten, en beleidsmedewerkers van de Rijksoverheid. Het doel is om van gedachten te wisselen en inzichten te verwerven over de mensenrechtelijke verplichtingen voor de Nederlandse overheid en uitdagingen die er spelen bij het klimaatbeleid in Europees en Caribisch Nederland.