Ziekenhuis weigert bedekkende kleding medewerkster: 'geen discriminatie' oordeelt College
Een coördinerend medewerkster van de afdeling bloedafname wil vanwege haar geloof haar armen bedekken. Het ziekenhuis waar zij werkt wil juist dat zij haar onderarmen vrijhoudt, zodat zij schoon kan werken. De vrouw voelt zich gediscrimineerd door dit beleid. Het College oordeelt dat er in dit geval geen sprake is van discriminatie op grond van godsdienst.
Indirecte discriminatie
De medewerkster wil vanwege haar geloof haar armen kunnen bedekken. De maatregel van het ziekenhuis treft vooral mensen die vanwege hun geloof bedekkende kleding willen dragen. Er is in zo'n geval sprake van 'indirecte discriminatie'.
In tegenstelling tot directe discriminatie, is indirecte discriminatie toegestaan als daarvoor een goede onderbouwing is. Dit wordt 'objectieve rechtvaardiging' genoemd. Het ziekenhuis heeft in deze zaak een goede onderbouwing voor zijn beleid: de kledingvoorschriften zijn relevant voor de functie. Verder dienen ze een belangrijk doel: het voorkomen van besmetting met bacteriën en virussen.
Geloof versus infectiepreventie
Het ziekenhuis geeft als argument dat het dragen van langere mouwen infectiepreventie in de weg staat. Omdat de vrouw zelf veel direct contact met patiënten heeft, gelden voor haar de strenge regels op het gebied van dienstkleding en handhygiëne. Korte mouwen zijn noodzakelijk voor de hygiëne.
Het ziekenhuis wijst erop dat richtlijnen van het RIVM en van de Inspectie voor de Gezondheidszorg verplichten tot strikte handhaving van deze regels. In dit geval weegt het College deze argumenten zwaarder dan de religieuze reden van de medewerkster om haar armen te willen bedekken.
In een eerdere, vergelijkbare zaak, oordeelde het College dat er wel sprake was van discriminatie. In die zaak kon een ander ziekenhuis niet hard maken dat de kledingeis noodzakelijk was in de betreffende functie. De onderbouwing voor het beleid is in zo'n geval doorslaggevend.