College start procedure bij rechter

Het College voor de Rechten van de Mens legt een zaak voor aan de rechter die belangrijk is voor de bescherming van vrouwen tegen zwangerschapsdiscriminatie. Het draait in deze zaak om het zogeheten uitzendbeding. Dit houdt in dat de uitzendovereenkomst, bij arbeidsongeschiktheid, geacht wordt met onmiddellijke ingang geëindigd te zijn op verzoek van de opdrachtgever.

Volgens het College mag dit beding niet worden toegepast als het gaat om een vrouw die zich vanwege zwangerschapsgerelateerde klachten ziek meldt.

Gelijke behandeling

Het College behandelde in 2017 een klacht van een vrouw over het handelen van een uitzendbureau. De vrouw werkte via een uitzendbureau bij een bedrijf. Zij was zwanger en meldde zich ziek vanwege zwangerschapsgerelateerde klachten. Daardoor kon zij haar functie niet vervullen. Het bedrijf stopte daarom de inlening. Het uitzendbureau beëindigde de uitzendovereenkomst van de vrouw op basis van het uitzendbeding.

Het College oordeelde dat het uitzendbureau in strijd handelde met de gelijkebehandelingswetgeving (oordeel 2018-38). Volgens deze wetgeving mag een werkgever een arbeids- of uitzendovereenkomst niet beëindigen vanwege zwangerschap of een ziekte die voortkomt uit de zwangerschap. Als dat wel gebeurt is het zwangerschapsdiscriminatie.

Verschillende regels

In reactie op het oordeel heeft het uitzendbureau laten weten dat zijn handelswijze juridisch is toegestaan. Het verwijst daarbij naar de bepalingen omtrent het uitzendbeding in het Burgerlijk Wetboek (artikel 7:691) en in de cao van de Algemene Bond van Uitzendbedrijven (ABU). Het College meent dat deze interpretatie van het uitzendbeding in strijd is met de bescherming tegen zwangerschapsdiscriminatie, die voortvloeit uit de gelijkebehandelingswetgeving en het Europees recht.

Het College legt de zaak nu voor aan de rechter. Het is immers van belang dat vrouwen goed zijn beschermd tegen zwangerschapsdiscriminatie op de arbeidsmarkt. Het College wil daarom een juridisch bindende uitspraak over het uitzendbeding. De vraag hierbij is of de mogelijkheid in het beding om een uitzendovereenkomst te beëindigen vanwege arbeidsongeschiktheid beperkt wordt door de wetgeving gelijke behandeling.

Bevoegdheid

Het College is bevoegd om een rechter te verzoeken uitspraak te doen over de vraag of een handeling in strijd is met de wetgeving voor gelijke behandeling. Dit staat in de Wet College voor de Rechten van de Mens.

De precieze tekst luidt: "Het College kan in rechte vorderen dat een gedraging die in strijd is met de Algemene wet gelijke behandeling, de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen of artikel 646 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek onrechtmatig wordt verklaard, dat deze wordt verboden of dat een bevel wordt gegeven om de gevolgen van die gedraging ongedaan te maken." Het is de eerste keer dat het College gebruikmaakt van deze mogelijkheid.