Jan Broekhuizen
- Functie
- Plaatsvervangend Collegelid
Jan Broekhuizen is sinds 13 december 2024 plaatsvervangend collegelid.
"Vanuit mijn expertise in financieel recht en de financiële sector hoop ik bij te dragen aan eerlijke toegang tot producten en diensten voor iedereen."
Achtergrond en kennis
Jan richt zich in zijn praktijk als advocaat al ruim 25 jaren op de advisering over, en privaatrechtelijke vertaling van, nationale en Europese regulering in de financiële sector zoals deze in Nederland beslag krijgt in onder meer de Wet op het financieel toezicht en beleid van toezichthouders als De Nederlandsche Bank en de AFM. Hij heeft de totstandkoming van het Europese stelsel van financieel toezicht van nabij gevolgd, alsook de hernieuwde aandacht sinds de kredietcrisis in 2008 voor de maatschappelijke rol van banken en andere financiële instellingen.
Jan promoveerde in 2022 op het proefschrift Values in financial regulation, a philosophical perspective on a regulatory regime.
Naast zijn werkzaamheden als advocaat voor het kantoor Kennedy van der Laan in Amsterdam, is Jan sinds 1 januari 2025 bijzonder hoogleraar Advocatuur aan de Universiteit van Amsterdam. Hij is voorzitter van de raad van toezicht van Rijnbrink. Tot eind 2024 was Jan lid van het bestuur, de algemene raad, van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Motivatie
De onderliggende thema’s die in de sterk gereguleerde financiële sector spelen, staan niet op zichzelf en ontwikkelen zich niet los van de rest van de maatschappij. Hier is te denken aan onderwerpen zoals het vertrouwen van burgers in markten en instituties, de waarde van toezicht en de autonomie van cliënten, de afnemers van financiële producten en diensten.
"Financiële instellingen, zoals banken en verzekeraars, vervullen een belangrijke rol in de samenleving. Zonder bijvoorbeeld een bankrekening is deelname aan het maatschappelijke verkeer lastig denkbaar. Hetzelfde geldt voor een basale aansprakelijkheidsverzekering. Iedereen moet dan ook toegang tot dergelijke producten en diensten kunnen hebben, zonder daarbij, onterecht, anders behandeld te worden dan anderen."
Vanwege zijn positie als plaatsvervangend Collegelid is Jan niet rechtstreeks te benaderen.