Moslimdiscriminatie in Nederland
De Europese coördinator voor de strijd tegen moslimhaat- en discriminatie Marion Lalisse sprak onlangs haar zorgen uit over discriminatie van moslims in Nederland. Die zorgen gaan niet alleen over discriminatie in de samenleving, maar ook over discriminatie door de overheid. Het College legt in dit achtergrondartikel uit wat moslimdiscriminatie inhoudt en wat daarvan specifieke kenmerken zijn. Het artikel verheldert een aantal belangrijke begrippen en legt uit wat deze juridisch betekenen. Het gaat ook in op de complexiteit en oorzaken van moslimdiscriminatie. Het College wijst op het belang van erkenning van de structurele, institutionele discriminatie van moslims in Nederland als mensenrechtenprobleem. De overheid dient daarom maatregelen te nemen die volgen uit haar mensenrechtelijke verplichtingen.
Zowel internationaal als in Nederland zelf zijn er signalen die wijzen op moslimdiscriminatie in Nederland. Een onderzoek van het Sociaal- en Cultureel Planbureau (SCP) uit 2020 laat zien dat een groot deel van de Nederlandse moslims gevoelens van discriminatie en achterstelling ervaart, ook door overheidshandelen. Wantrouwen en achterhaalde beeldvorming ten aanzien van moslims kan discriminatie in de hand werken, en omgekeerd voedt ervaren discriminatie wantrouwen van moslims richting de overheid.
Demissionair minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Karien van Gennip informeerde de Tweede Kamer recentelijk over de voortgang van een traject gericht op het herstel van vertrouwen tussen moslimgemeenschappen en de overheid.
Aanleiding daarvoor was dat het ministerie van SZW in het verleden onderzoek heeft gedaan binnen moslimgemeenschappen zonder juridische grondslag en zonder de gemeenschap daarbij te betrekken. Zij kondigde een nationaal onderzoek naar moslimdiscriminatie aan met het doel zo effectief mogelijk beleid hiertegen te ontwikkelen. Hiermee is in 2024 gestart.
Wat is moslimdiscriminatie?
Met moslimdiscriminatie wordt bedoeld het onterecht ongelijk behandelen van mensen met een islamitische religie, of van mensen die op basis van hun huidskleur, vermeende ‘ras’ of etniciteit, als moslim worden gezien. Discriminatie is verboden.
Onder discriminatie of discrimineren wordt in het Wetboek van Strafrecht verstaan elke vorm van onderscheid, elke uitsluiting, beperking of voorkeur, die ten doel heeft of ten gevolge kan hebben dat de erkenning, het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het maatschappelijk leven, wordt tenietgedaan of aangetast.
Discriminatie van moslims kan direct en indirect plaatsvinden. Van indirect onderscheid tussen moslims en niet-moslims is sprake als ogenschijnlijk neutrale maatregelen bepaalde moslims in het bijzonder treffen. Een voorbeeld hiervan is een verbod van hoofddeksels in de klas: zo’n verbod geldt voor iedereen, maar treft dat leerlingen die wegens hun religie een hoofddoek (of keppel of tulband) dragen in het bijzonder. Als voor dergelijke neutrale regelingen met nadelig effect geen ‘objectieve rechtvaardiging’ bestaat, dat wil zeggen geen goede, geldige reden, dan is sprake van indirecte discriminatie.
Het College hanteert de term moslimdiscriminatie als juridische term. Deze term past bij zijn rol als toezichthouder mensenrechten en behandelaar van klachten over discriminatie.
In de praktijk worden er in de samenleving verschillende termen door elkaar heen gebruikt: ‘islamofobie’, ‘anti-moslimracisme’ en moslimdiscriminatie. Hoewel deze termen over dezelfde problematiek gaan, hebben ze verschillende betekenissen, benadrukken ze verschillende oorzaken van het probleem, en wijzen daarom ook op verschillende mogelijke oplossingen. We leggen ze hieronder uit.
- Islamofobie gaat over een manier van denken die angst voor de islam of moslims uitdrukt en voedt. Moslims worden als groep geproblematiseerd en als een bedreiging gezien op basis van hun religie. Oplossingen voor islamofobie worden doorgaans gezocht in eenzijdige beeldvorming in de samenleving tegengaan en sociale integratie bevorderen.
- Anti-moslimracisme gaat vooral om haat tegen of afkeer van moslims. Soms wordt ook gesproken van ‘(anti)moslimhaat’. De term ‘racisme’ wordt gebruikt omdat de afkeer zich in de praktijk vaak richt tegen een combinatie van iemands religie en etnische afkomst. Denk hierbij aan iemand die iets heeft tegen 'mensen uit islamitische landen', of iemand die wordt benadeeld vanwege een 'Arabisch klinkende achternaam'. In dergelijke gevallen is niet goed te onderscheiden of de waargenomen afkeer zich richt tegen iemands religie of iemands etnische afkomst.
- Haat en afkeer tegen moslims in Nederland kan zich uiten in gedrag tegen personen, maar ook tegen gebouwen, zoals moskeeën (brandstichting, bekladding) en heilige geschriften (verscheuring van pagina’s uit de Koran).
- Europese organisaties zoals het European Coalition of Cities against Racism (ECCAR) en de European Commision against Racism and Intolerance (ECRI) en in Nederland Movisie, hanteren de term anti-moslimracisme. Het tegengaan van anti-moslimracisme wordt veelal gezocht in de bestrijding van racistische ideeën over moslims, in het promoten van maatschappelijke gelijkwaardigheid, en middels discriminatieverboden en het verbod op aanzetten tot haat in het strafrecht.
- Moslimdiscriminatie is ongerechtvaardigde ongelijke behandeling of vijandige uitingen tegen moslims vanwege hun religie. Discriminatie is de juridische term die het College hanteert, die verwijst naar gedrag dat wettelijk verboden is. Islamofobie en anti-moslimracisme of moslimhaat kunnen worden beschouwd als oorzaken of voedingsbronnen van het gedragsfenomeen moslimdiscriminatie. Voor het juridisch vaststellen van moslimdiscriminatie is aantonen van een intentie in principe niet nodig. Dat betekent dat ook sprake is van discriminatie als het niet discriminerend is bedoeld.
- Bestrijding van moslimdiscriminatie kan met behulp van wetten en regels gebeuren (lees verder bij ‘Wat doet het College?’), maar ook door het aanpakken van de voedingsbronnen en oorzaken achter discriminerend gedrag. Bijvoorbeeld door bewustzijn te bevorderen over de schadelijke effecten van stereotypen, en door maatregelen die integratie en uitwisseling tussen groepen bevorderen om de angst voor het onbekende te verminderen.
Structurele discriminatie en uitsluiting
Het College constateert uit onderzoek, gesprekken met stakeholders en meldingen dat moslims in Nederland veelvuldig en onevenredig vaak structurele discriminatie en uitsluiting ervaren in vergelijking met andere bevolkingsgroepen en minderheden. Deze discriminatie wordt bovendien ervaren op vrijwel alle maatschappelijke terreinen:
- Op de arbeidsmarkt maken werkzoekenden met een Arabische achternaam of hoofddoek aantoonbaar minder kans op een (uitzend)baan en stageplek;
- Op de woningmarkt wijzen verhuurders en bemiddelaars mensen met een migratieachtergrond af omdat zij hen zien als een financieel risico en een risico voor overlast;
- Uit de financiële sector komen signalen dat moslims onevenredig vaak benadeeld worden bij het beleid dat banken moeten voeren om bijvoorbeeld witwassen te voorkomen en te controleren op de financiering van terrorisme (herhaald verantwoording afleggen voor betalingstransacties en geen bankrekening kunnen openen, bijvoorbeeld);
- Ook bij onderdelen van de overheid zijn er signalen van discriminatie van moslims. Negatieve vooroordelen over moslims werken door in beleid en werkwijzen waarbij moslims bij voorbaat als verdacht en als risico worden aangemerkt, voor de veiligheid of voor fraude. Zo worden in risicoprofielen die overheidsinstanties gebruiken om fraude te bestrijden indicatoren opgenomen die rechtstreeks naar de islam verwijzen, zoals donaties aan moskeeën;
- In de openbare ruimte ervaren moslims relatief meer discriminatie dan andere groepen, op grond van hun afkomst en/of religie. Van de discriminatiemeldingen die Anti-discriminatievoorzieningen (ADV's) en de politie in 2022 ontvingen over discriminatie op grond van godsdienst in de openbare ruimte gaat het overgrote deel over moslimdiscriminatie.
- Bij de ADV's heeft 77 procent van de 299 gemelde godsdienstdiscriminatie betrekking op moslims, en van de 173 meldingen van incidenten van godsdienstdiscriminatie bij de politie, 93 procent (161 incidenten). Zichtbaarheid (hoofddoek, kleding, baard) speelt daarbij een grote rol. Er zijn signalen dat jonge moslims in het uitgaansleven veelvuldig de toegang tot bars en clubs geweigerd wordt.
- In de digitale wereld, bijvoorbeeld op sociale media, wordt het internet in toenemende mate gebruikt voor het verspreiden van haat tegen moslims, zo constateert ook de European Commission against Racism and Intolerance (ECRI).
Verschillende discriminatiegronden
Discriminatie van moslims komt voor op verschillende discriminatiegronden. Op grond van godsdienst (de islam), of van etnische afkomst of land van herkomst (vaak in combinatie). Turkse en Marokkaanse moslims in Nederland ervaren de meeste discriminatie op grond van hun etnische afkomst: 42% van hen ervaart dit bijvoorbeeld vanwege hun achternaam), en 30% voelt zich gediscrimineerd op basis van religie. Naast discriminatie op basis van religie, etniciteit en afkomst, ervaren Nederlandse moslims ook discriminatie op basis van (dubbele) nationaliteit, huidskleur en in specifieke gevallen ook op grond van geslacht (als zij een hoofddoek dragen bijvoorbeeld).
Intersectionele discriminatie
Als verschillende vormen van discriminatie nauw met elkaar verweven zijn of dezelfde soort discriminatie vaak voorkomt is er sprake van intersectionele of meervoudige discriminatie. Een benadering van discriminatie op één grond, zoals godsdienst, geeft de ervaring van moslimdiscriminatie niet goed weer.
De speciaal rapporteur van de Verenigde Naties, Ahmed Shaheed wees hier in 2021 op, en waarschuwde met betrekking tot de maatschappelijke positie van moslims voor een samenvloeiing van vormen van discriminatie en mensenrechtenschendingen.
In de praktijk in Nederland zien we een nauw verband tussen etnische afkomst, nationaliteit, religie en een vermeende, gedeelde cultuur van moslims. Dit maakt moslims op verschillende manieren vatbaar voor discriminatie, uitsluiting en verdachtmaking.
Daarnaast is er soms ook een verband tussen religie en geslacht. Het College wees er eerder op dat een besluit om het dragen van een hoofddoek bij het politie-uniform te verbieden op gespannen voet staat met het recht op godsdienstvrijheid.
In de praktijk zal dit vooral vrouwen benadelen en daardoor levert dit mogelijke indirecte discriminatie op grond van geslacht op, én het kan vrouwen uitsluiten van een belangrijke maatschappelijke functie. Volgens de Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie (ECRI) moet moslimdiscriminatie dan ook gezien worden als een gelaagde en complexe vorm van discriminatie.
Structurele en institutionele discriminatie
Discriminatie kan plaatsvinden als incident tussen individuele personen, maar het kan ook een structureel of institutioneel karakter krijgen. We spreken van institutionele discriminatie als benadeling van een groep voortkomt uit collectief gedrag, processen, werkwijzen, geschreven en ongeschreven regels van organisaties of in domeinen zoals het onderwijs of arbeidsmarkt. Als deze betrekking heeft op de etnische afkomst van moslims, dan zou hier ook van ‘institutioneel racisme’ kunnen worden gesproken.
Doordat het bij dit verschijnsel vaak gaat om onbewuste collectieve gewoonten gaat, is dit type discriminatie soms lastig om op te sporen of aan te pakken. De omvangrijke, structurele discriminatie die moslims ervaren op basis van meerdere gronden, die zich manifesteert op vele maatschappelijke terreinen en bij de overheid, wijst erop dat discriminatie van moslims ook een institutioneel probleem is. Een probleem dat bijdraagt aan ongelijkheid tussen groepen en dat maatschappelijke achterstand van moslims tot gevolg heeft.
Wat heeft moslimdiscriminatie met mensenrechten te maken?
Mensenrechten gelden voor iedereen en discriminatie is wettelijk verboden. Artikel 1 van de Nederlandse Grondwet bepaalt dat iedereen die zich in Nederland bevindt in gelijke gevallen gelijk moet worden behandeld en niet gediscrimineerd mag worden op persoonskenmerken zoals ’ras’ (lees; vermeend ras), godsdienst, levensovertuiging, nationaliteit, geslacht en politieke overtuiging of welke andere grond dan ook.
Dit fundamentele principe van gelijkheid en non-discriminatie wordt in Nederland in de gelijkebehandelingswetgeving verder uitgewerkt, zoals in de Algemene wet gelijke behandeling.
Sommige vormen van discriminerende uitingen, zoals groepsbelediging of het aanzetten tot haat, zijn strafbaar (zie artikel 137c t/m 137g en 429quater Wetboek van Strafrecht).
Daarnaast zijn er verschillende Europese en internationale mensenrechtenverdragen waar Nederland aan gebonden is, die ook betrekking hebben op de situatie van Nederlandse moslims en de uitsluiting en ongelijke behandeling die zij ervaren. Alle belangrijke internationale en regionale mensenrechtenverdragen bevatten bepalingen met een verbod op discriminatie op grond van religie en levensovertuiging, etnische afkomst, (vermeend) ‘ras’ en geslacht.
Welke verplichtingen heeft de overheid?
Vanuit internationale mensenrechtenorganisaties en verdragen heeft de Nederlandse overheid diverse verplichtingen om moslimdiscriminatie tegen te gaan. Zoals de aanbevelingen die de Europese Commissie tegen Racisme en Tolerantie (ECRI) in 2000 deed aan EU-lidstaten om hun beleid ter bestrijding van moslimdiscriminatie te versterken. Deze aanbevelingen werden aangepast in 2021 na een gesignaleerde toename van anti-moslimracisme in Europa en aanhoudende populistische en anti-moslim retoriek, met name aangewakkerd door politici.
ECRI spoort daarbij lidstaten aan om anti-moslimracisme en discriminatie tegen te gaan en te voorkomen, onder andere door verbetering van het onderwijs en kennis over de Islam in zijn diversiteit. De aanbevelingen van ECRI moeten de veiligheid van moslims versterken, door bijvoorbeeld strenger op te treden tegen haatdragende en discriminerende uitingen.
ECRI beveelt lidstaten verder aan om oog te houden voor de specifieke situatie van moslimvrouwen. Van cruciaal belang daarbij is dat de aanbevelingen door lidstaten worden uitgewerkt in overleg met moslimgemeenschappen.
De verschillende verdragscomités die toezien op de naleving van mensenrechtenverdragen doen ook aanbevelingen. In 2023 deed de VN-Mensenrechtenraad in het kader van de Universal Periodic Review (UPR; ook wel het mensenrechtenexamen genoemd) 255 aanbevelingen aan Nederland.
Concrete maatregelen, bijvoorbeeld om discriminerende uitlatingen en oproepen die aanzetten tot discriminatie en geweld (‘haatzaaien’) door politici, maar ook op het internet, tegen te gaan, en om etnisch profileren door de overheid te voorkomen. Hierbij werd specifiek verwezen naar de positie van moslims en andere minderheden in Nederland.
Het VN-Comité tegen rassendiscriminatie (CERD) riep in 2021 Nederland op om maatregelen te nemen om het bewustzijn over het verbod op haatzaaien (inclusief online haatzaaien) onder de bevolking te verhogen. Specifiek roept het Comité op om het bewustzijn onder potentiële slachtoffers te verhogen, en ook de opties die er zijn om melding te maken van discriminatie onder de aandacht te brengen.
Internationale verdragen verplichten overheden ook tot het tegengaan van negatieve stereotypering van mensen op grond van etniciteit en godsdienst. De VN-Mensenrechtenraad heeft in 2011 de belangrijke resolutie 16/18 aangenomen die oproept burgers bescherming te bieden tegen negatieve stereotypering en stigmatisering op grond van religie.
Wat zegt het College?
Het College roept de overheid op om de structurele, institutionele discriminatie van moslims in Nederland te onderkennen als mensenrechtenprobleem, en oplossingen te zoeken binnen het kader van de relevante mensenrechten en opvolging te geven aan de aanbevelingen van verdragscomités.
Wat doet het College?
Op verschillende manieren zet het College voor de Rechten van de Mens zich in om de rechten en de positie van moslims in Nederland te beschermen en te versterken:
- Iedereen die zich gediscrimineerd voelt op basis van zijn, haar of diens religie, geslacht of etniciteit kan hiervan een melding maken bij het College. Het College kan dan oordelen of sprake is van discriminatie volgens de gelijkebehandelingswetgeving. Daarnaast vormen ontvangen meldingen een belangrijk signaal die het College bespreekt met beleidsmakers, politiek en andere instanties.
- Het College adviseert de regering en gemeenten over het wel of niet toestaan van religieuze uitingen zoals een hoofddoek of tulband bij het politie-uniform en het BOA-uniform, en duidt de ontwikkelingen in de EU-jurisprudentie. Het College heeft de minister en de politie geadviseerd om geen kledingreglement in te voeren dat op gespannen voet staat met het discriminatieverbod, en roept op tot verder onderzoek om de noodzaak en proportionaliteit van de voorgestelde kledingeisen aan te tonen en daarbij kritisch te kijken naar de opvatting van ‘neutraliteit’ die hierbij wordt gebruikt.
- Het College adviseert regelmatig over nieuwe wetsvoorstellen. In 2018 schreef het College een advies over het wetsvoorstel om gezichtsbedekkende kleding in openbare gebouwen te verbieden. Het wees de Tweede en Eerste Kamer erop dat met dit verbod - dat op 1 augustus 2019 in werking trad - het recht op godsdienstvrijheid en het recht op toegang tot de rechter (openbare gerechtsgebouwen) kan worden aangetast.
- Het College ontwikkelde een mensenrechtelijk toetsingskader om discriminatie door risicoprofielen die bij de overheid en gemeenten in gebruik zijn te voorkomen. Het kader biedt handvatten voor het beoordelen van een risicoprofiel op discriminatie.
- Binnen het beleidswerk van het College diende het programma Vooroordelen Voorbij om de kennis en het bewustzijn over discriminatie en vooroordelen te vergroten bij ambtenaren die voor uitvoeringsinstanties werken, zodat zij discriminatie beter leren herkennen en voorkomen.
- Het College wijst er in zijn Jaarlijkse rapportage van 2019 over veilig jezelf zijn in de fysieke en online openbare ruimte op dat het een mensenrechtelijke verplichting is om discriminerende motieven te verwerken en op te sporen bij het opnemen van aangiftes en in het strafrechtelijk onderzoek naar strafbare gedragingen. Daarom roept het College de overheid op om ervoor te zorgen dat de politie wordt getraind om discriminatie te herkennen en expliciet te vermelden bij het verwerken van meldingen en/of aangiftes van burgers en speciale hate crime eenheden op te richten.
Discriminatie melden
In Nederland zijn er verschillende instanties die je kunnen helpen als je te maken krijgt met discriminatie. Welke instanties dat zijn, is afhankelijk van het incident zelf en waar het incident zich afgespeeld heeft. Het is van belang om geweld en discriminatie te melden en aangifte te doen bij de politie. Ook kun je melding doen bij een lokale Antidiscriminatievoorziening (ADV). Als je gediscrimineerd wordt op je werk, als consument of op school kun je met je vraag of melding ook terecht bij het College. De lokale antidiscriminatievoorziening kan je bij een discriminatiemelding bij de politie of het College adviseren en ondersteunen.