Advies College versterkt mensenrechten van woonwagenbewoners
Gemeenten mogen niet langer een zogeheten 'uitsterfbeleid' (nul-optiebeleid) of afbouwbeleid voeren dat is gericht op vermindering van het aantal woonwagenstandplaatsen. Dat is wat het Ministerie van Binnenlandse Zaken voor ogen heeft met de nieuwe handreiking voor het gemeentelijk woonwagenstandplaatsenbeleid. Deze handreiking wordt binnenkort openbaar. In zijn advies aan het ministerie heeft het College het mensenrechtelijk kader beschreven en uitgelegd wat dat in de praktijk betekent, voor gemeenten, woningcorporaties en het Rijk. Dit advies is grotendeels overgenomen.
Advies van het College
Leven in een woonwagen is een essentieel onderdeel van de cultuur van Roma, Sinti en woonwagenbewoners. En juist deze cultuur wordt door mensenrechten beschermd, zo heeft onder meer het Europees Hof voor de Rechten van de Mens bepaald. In zijn advies wijst het College erop dat het Rijk, lokale overheden en woningcorporaties verplicht zijn om de cultuur van woonwagenbewoners niet alleen te beschermen, maar ook te faciliteren.
Het advies vloeit voort uit de oordelen die het College sinds 2014 heeft uitgebracht over het woonwagenstandplaatsenbeleid van verschillende gemeenten en corporaties. In 20 van de 36 gevallen concludeerde het College dat sprake is van discriminerend beleid of handelen. Na verschijning van het onderzoeksrapport ‘Woonwagenbewoner zoekt standplaats’ van de Nationale Ombudsman in 2017, met de aanbeveling het standplaatsenbeleid “mensenrechtenproof” te maken, heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken het College gevraagd hoe het standplaatsenbeleid in overeenstemming kan worden gebracht met de de gelijkebehandelingswetgeving en geldende mensenrechtelijke normen. Daarnaast heeft het College gesprekken gevoerd met verschillende woonwagenbewonersorganisaties. Deze ervaringen met het beleid van gemeenten en woningcorporaties zijn verwerkt in het advies waarin de volgende punten zijn opgenomen:
- Gemeenten moeten bij het huisvestingsbeleid voortaan rekening houden met de woonbehoeften van woonwagenbewoners;
- Om de woonwagencultuur te beschermen en te faciliteren, moeten Rijk en lokale overheden allereerst de woonbehoeften van woonwagenbewoners in kaart brengen (net als in de sociale huursector);
- Al naar gelang de behoefte, moeten gemeenten en corporaties zorgen voor voldoende standplaatsen die het leven in familieverband mogelijk maken; gemeenten en corporaties moeten zorgen voor een gemengde locatie met een goede mix van huur- en koopwagens;
- Gemeenten moeten een wachtlijst voor standplaatsen openstellen die toegankelijk en transparant is;
- De wachttijd voor een standplaats voor woonwagenbewoners moet gelijke tred houden met de wachttijd van mensen die op de wachtlijst staan voor een sociale huurwoning. Ook woonwagenbewoners moeten reëel uitzicht hebben op een standplaats;
- Zolang er schaarste aan standplaatsen is, krijgen ingeschreven woonwagenbewoners van wie de (groot)ouders in een woonwagen wonen of woonden, bij de toewijzing van een plaats voorrang op andere ingeschrevenen;
- Open communicatie, raadpleging en participatie van woonwagenbewoners zelf is essentieel bij beleidvorming en uitvoering.
Wat mensenrechten zeggen
Het 0-optie- en afbouwbeleid dat sommige gemeenten hanteerden of nog steeds hanteren, dat is gericht op vermindering van het – toch al schaarse - aantal standplaatsen, tast de woonwagencultuur in de kern aan. Leven in een woonwagen is namelijk een essentieel onderdeel van de cultuur van Roma, Sinti en woonwagenbewoners. En juist deze cultuur wordt door mensenrechten beschermd, zo heeft onder meer het Europees Hof voor de Rechten van de Mens bepaald. Beleid dat als gevolg heeft dat steeds minder mensen in woonwagens kunnen wonen en de woonwagencultuur uiteindelijk verdwijnt, is hiermee in strijd. Dat geldt ook voor het handelen van woningcorporaties. Zij hebben een eigen wettelijke verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat het aanbod van woonwagens en standplaatsen op peil blijft, vergelijkbaar met het aanbod van sociale huurwoningen. Alle vormen van beleid die afname van het aantal standplaatsen en woonwagens beogen terwijl er wel behoefte aan is, zijn strijdig met het discriminatieverbod en de mensenrechten van woonwagenbewoners.
Geen vrijblijvend beleid
De nieuwe handreiking voor gemeenten is een goed begin. Nu komt het aan op de implementatie van dit beleid. Meerdere gemeenten zijn hiermee al aan de slag gegaan. Het Rijk heeft hierbij als eindverantwoordelijke, een belangrijke rol. Om ervoor te zorgen dat gemeenten en woningcorporaties hun beleid in overeenstemming brengen met de handreiking, gaat het Rijk het mensenrechtelijk kader uitdragen en de ontwikkeling van het aantal standplaatsen monitoren. Daarnaast is het de taak van het Rijk ook toezicht te houden op de implementatie en op effectieve handhaving.