Gemeente Den Haag discrimineert met beleid woonwagenbewoning
De gemeente Den Haag discrimineert de Vereniging Sinti en Roma en woonwagenbewoners in Nederland door haar leden geen reëel zicht te bieden om te leven volgens hun cultuur, in een woonwagen. Dat oordeelt het College voor de Rechten van de Mens in een zaak aangespannen door de Vereniging.
In de gemeente Den Haag waren er in het jaar 2000 343 woonwagenstandplaatsen. In de periode 2005 tot 2010 is dit teruggebracht tot 233. Deze vermindering kwam onder meer door de sluiting van een woonwagenlocatie met 60 standplaatsen. Bij gebrek aan beschikbare standplaatsen moesten vele huishoudens van de gesloten woonwagenlocatie onder druk van dreigende dakloosheid een reguliere woning betrekken. In 2020 is het aantal woonwagenlocaties onveranderd en woont een groot deel van de bewoners nog steeds in een reguliere woning.
Beoordeling door het College
Het uitgangspunt voor de beoordeling of in dit geval sprake is van discriminatie, is of de gemeente zorgt voor een zo gelijkwaardig mogelijk aanbod van woonwagenstandplaatsen als van sociale huurwoningen. De wachttijd voor een woningzoekende in de reguliere sociale huursector van de gemeente Den Haag is ruim vijf jaar. Deze groep heeft daarmee een reëel uitzicht op een woning. Dit geldt niet voor het huren van een woonwagenstandplaats. Zo staat iemand nu 18 jaar op de wachtlijst voor een standplaats en moet deze persoon naar verwachting nog eens minimaal 25 jaar wachten. Het is zelfs mogelijk dat iemand vanwege de lange wachttijd gedurende zijn leven nooit een standplaats verkrijgt.
Beleidskader BZK
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in juli 2018 het Beleidskader gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid opgesteld. Hierin staat dat een gemeente in zijn woonbeleid rekening moet houden met de specifieke behoefte van woonwagenbewoners. Ook moet de gemeente zorgen voor voldoende standplaatsen, zodat woonwagenbewoners binnen een redelijke termijn een standplaats kunnen krijgen.
Voldoende stappen?
De gemeente Den Haag is sinds juli 2018 bezig om het woonwagenbeleid te actualiseren en in lijn te brengen met het Beleidskader van BZK. Maar het College oordeelt dat de gemeente onvoldoende stappen heeft gezet. Het onderwerp heeft geen zichtbare urgentie en het ontbreekt tot nu toe aan bestuurlijke daadkracht. Over de inhoud van het nieuwe beleid, zoals het aantal extra standplaatsen op huidige of nieuwe locaties, is nog niets bekend. Ook heeft de gemeente tot op heden geen actie ondernomen om de wachtlijst voor standplaatsen te actualiseren, terwijl dit juist zal bijdragen aan een inzichtelijke en eerlijke toewijzing. Het College is van oordeel dat hiermee sprake is van discriminatie (oordeel 2020-108).