Nooit meer een toeslagenaffaire: pak discriminatie aan
Het kabinet is vorige week gevallen vanwege de toeslagenaffaire. Als gevolg van harde wetgeving, rigide uitvoering, vooringenomen handelen, niet-transparante besluitvorming en onvoldoende rechtsbescherming, zijn tienduizenden ouders ten onrechte als fraudeur bestempeld. Dit heeft tot ‘ongekend onrecht’ geleid, zoals de Parlementaire ondervragingscommissie kinderopvangtoeslag (POK) concludeerde in haar rapport. In de reactie op dat rapport geeft het kabinet aan hoe het de onderliggende structuren die hebben geleid tot de toeslagenaffaire gaat aanpakken. Een belangrijk onderdeel daarvan is het bestrijden en voorkomen van discriminatie door de overheid. Het College voor de Rechten van de Mens gaat hier scherp op toezien. Wat moet er volgens het College gebeuren? Wat gaat het College doen? En waarover kan het College oordelen?
Overheid moet meer doen om institutionele discriminatie te voorkomen
De toeslagenaffaire wijst op een nietsontziende fraudebestrijding, zowel in wetgeving en beleid, als in de uitvoering ervan door de Belastingdienst. Met als doel om fraude op te sporen, ging de Belastingdienst soms actief op zoek naar mensen die aan bepaalde kenmerken voldeden, zoals het hebben van een dubbele nationaliteit. Zij kregen te maken met extra controles bij kinderopvangtoeslag. Dat juist zij zijn geselecteerd, roept bij hen het gevoel op te worden gediscrimineerd. Immers, zij werden eruit gepikt vanwege een persoonskenmerk, niet omdat er bij ieder van hen concrete aanwijzingen waren dat zij iets fout hadden gedaan. Dit roept de vraag op of vergelijkbare praktijken zich voordoen bij andere uitvoeringsorganisaties. Bekend is dat ook op andere terreinen mensen vanwege persoonskenmerken met extra controles te maken krijgen. Denk aan verkeerscontroles waarbij de politie mensen met een niet-westers uiterlijk vaker controleert.
In deze context wordt vaak gesproken over ‘institutioneel racisme’. Hiermee wordt verwezen naar wetten, beleid en ongeschreven regels en handelswijzen, die leiden tot systematische uitsluiting of benadeling van groepen op basis van hun ‘ras’. Het gaat daarbij om de huidskleur, taal, nationale of etnische afstamming van mensen.
De nationaal coördinator discriminatiebestrijding die demissionair minister Ollongren wil instellen, dient volgens het College zich ook te richten op het bestrijden van institutioneel racisme. Eén van de taken van deze coördinator zou het doorlichten van regelgeving, beleid en uitvoering moeten zijn, zodat de onderliggende structuren worden aangepakt die discriminatie door uitvoerende ambtenaren of politiefunctionarissen in de hand werken en legitimeren.
Het College en het maatschappelijk middenveld
Begin 2021 is het College gestart met het project ‘Institutioneel racisme en rassendiscriminatie’. Het doel van het project is om de overheid te wijzen op haar verplichting om niet te discrimineren op grond van ras en toe te lichten wat dit betekent voor het handelen van uitvoeringsinstanties in de praktijk: hoe kan negatieve stereotypering van bepaalde bevolkingsgroepen de beslissingen en gedragingen van overheidsdiensten of individuele overheidsfunctionarissen (bewust of onbewust) beïnvloeden en hoe kan dat zo goed mogelijk voorkomen worden?
Het maatschappelijk middenveld, waaronder belangen- en minderheidsorganisaties en anti-discriminatievoorzieningen, speelt een cruciale rol bij het tegengaan van discriminatie op grond van ras. Het College wil deze organisaties dan ook ondersteunen in hun werk, onder meer door het delen van relevante informatie en kennis.
De menselijke maat terugbrengen
Naast het aanpakken van institutioneel racisme, is het van groot belang om de menselijke maat in besluiten van de overheid terug te brengen. Dat betekent volgens het College dat mensenrechten, en in het bijzonder menselijke waardigheid, het uitgangspunt moeten zijn bij het werk van de uitvoeringsorganisaties van de overheid. Hierdoor ontstaat ruimte om rekening te houden met individuele omstandigheden. Zo kan er bij het terugvorderen van toeslagen de impact op sociale en economische rechten meegewogen worden, zoals het recht op sociale zekerheid, huisvesting en werk.
Training over bewuste en onbewuste vooroordelen
Het is noodzakelijk dat de overheid regelgeving en beleid aanpast, maar ook zorgt voor een respectvolle behandeling van burgers door ambtenaren. Bij de toeslagenaffaire lijkt het ook hier mis te zijn gegaan. Discriminerend handelen door ambtenaren gebeurt soms bewust, maar vaak is dit het gevolg van vooroordelen over groepen die men onbewust heeft.
Al jaren geeft het College de training Selecteren zonder vooroordelen. Daarin legt het aan werkgevers uit hoe vooroordelen en stereotiepe denkbeelden over groepen de keuzes bij werving en selectie beïnvloeden, en geeft het adviezen over hoe men kan voorkomen dat die vooroordelen tot discriminatie leiden. Het College gaat in gesprek met de overheid over het geven van vergelijkbare trainingen aan overheidsambtenaren om (onbedoelde) discriminatie in de uitvoering van hun werkzaamheden te voorkomen. Naast de ambtenaren bij de Belastingdienst gaat het bijvoorbeeld om de UWV, Sociale Verzekeringsbank (SVB) en DUO.
Oordelen over discriminatie
Wie zich gediscrimineerd voelt, kan een verzoek om een oordeel indienen bij het College. Dat geldt ook voor gedupeerden van de toeslagenaffaire. Het College kan dan vaststellen of de Belastingdienst iemand gediscrimineerd heeft op grond van huidskleur, afkomst en nationale of etnische afstamming (‘ras’). Voor ondersteuning bij het indienen van een verzoek kan contact worden opgenomen met lokale anti-discriminatievoorzieningen.
Het College oordeelt of er sprake is van discriminatie in individuele gevallen op basis van gelijkebehandelingswetten. Dit is een ander juridisch raamwerk dan het strafrecht. In dat kader besloot het Openbaar Ministerie onlangs geen strafrechtelijk onderzoek in te stellen naar beroepsmatige discriminatie bij de Belastingdienst.
De wetgever heeft een aantal voorwaarden en grenzen gesteld aan de bevoegdheden van het College waardoor het niet over alle discriminatiesituaties kan oordelen. Zo kan het College niet oordelen over zogenaamd ‘eenzijdig overheidshandelen’, bijvoorbeeld over ‘etnisch profileren’ door de politie. Het College kan wél oordelen over discriminatie op grond van ras als het gaat over sociale bescherming, waaronder ook kinderopvangtoeslag valt. Voor discriminatie op andere gronden bij sociale bescherming, zoals leeftijd of geslacht, is het momenteel niet bevoegd. Vanwege de grenzen van de gelijkebehandelingswetten, kan het College ook niet oordelen of iemand onterecht is aangemerkt als fraudeur.