Wat moet de overheid doen?

Door de vrijheid van meningsuiting heb je geen toestemming nodig van de overheid om iets te zeggen of schrijven. Maar de overheid mag wel grenzen stellen. Dit kan nodig zijn om andere rechten te beschermen. Bijvoorbeeld ook het recht op vrijheid van meningsuiting van anderen: wanneer mensen zich niet meer durven te uiten omdat zij in reactie op hun uitingen telkens geconfronteerd worden met beledigende, haatdragende of bedreigende berichten.

Iedereen moet zich vrij blijven voelen om zich te uiten

De overheid moet handhavend optreden wanneer uitingen niet onder de reikwijdte van de vrijheid van meningsuiting vallen en strafbaar zijn. Zo zijn verschillende personen die onder een Facebook-post van journaliste Clarice Gargard opruiende, beledigende en discriminerende uitlatingen hebben geplaatst, veroordeeld

Online 

De overheid moet toezicht houden online. Steeds meer overheden eisen van internetplatforms dat ze bepaalde politieke, religieuze of andersoortige uitingen (denk aan desinformatie of nepnieuws) verwijderen of aanpassen. 

Te snel geblokkeerd of verwijderd 

Omdat berichten zich online heel snel kunnen verspreiden onder een breed publiek, neemt de druk op internetplatforms toe om strafbare of schadelijke uitingen al ‘weg te filteren’ voordat deze geplaatst worden. Hierdoor bestaat het risico dat bedrijven meer uitingen blokkeren of verwijderen dan vanuit de vrijheid van meningsuiting wenselijk is. 

De VN-Rapporteur die zich bezig houdt met de vrijheid van meningsuiting wees in zijn rapport uit 2018 over dit onderwerp op de verplichting van staten om burgers in staat te stellen hun rechten uit te oefenen en ervoor te zorgen dat bedrijven de mensenrechtenstandaarden in alle fases van hun werk toepassen. Zo moet worden voorkomen dat de vrijheid van meningsuiting te vergaand wordt aangetast door online blokkades. In alle gevallen is het nodig iemand van wie berichten online zijn verwijderd of geblokkeerd, dat besluit kan aanvechten bij de rechter.   

Haatberichten  

Aan de andere kant kan een uiting zich online als een lopend vuurtje verspreiden, ook als die beledigend of haatzaaiend is, of oproept tot geweld. Het risico dat dit soort uitingen de rechten en vrijheden van anderen aantast is reëel. Uit een onderzoek uit 2021 naar online haatberichten gericht aan vrouwelijke politici blijkt bijvoorbeeld dat vrouwen veel meer haatberichten ontvangen dan mannelijke politici en dat deze berichten ook vaker persoonlijker zijn. Ook vrouwelijke journalisten krijgen veel te maken met online bedreigingen. Ook mensen van kleur ontvangen meer haatberichten. 

Verschillende internationale instanties, zoals de Raad van Europa en het Europees Comité tegen Racisme en intolerantie, vinden dat de overheid meer moet doen tegen online seksisme en haatberichten. 

Desinformatie 

De discussie over de aanpak van desinformatie is nog volop in ontwikkeling. De mensenrechten schrijven niet voor dat desinformatie verboden moet worden. Een algemeen verbod op desinformatie gaat niet samen zijn met het recht op de vrijheid van meningsuiting. Maar een verbod op desinformatie die aanzet tot haat, geweld of discriminatie is wel gerechtvaardigd.